Gezicht op Schoonrewoerd, 1750. Ets door Hendrik Spilman naar een tekening van Clan de Beyer.

Hoewel niet tot het Land van Brederode behorend is Schoonrewoerd dicht genoeg in de buurt gelegen om plaatsing van deze prent uit eigen bezit in dit tijdschrift te rechtvaardigen. Wie ooit vanaf de rijksweg over Schoonrewoerd naar Leerdam is gereden zal het niet zijn ontgaan, dat ter hoogte van de hervormde kerk de rijweg een opvallende verhoging vertoont. Dat hier sprake is van een verlande stroomrug van de Lek uit een ver verleden zal de meeste automobilisten wel onbekend zijn. Door de geleidelijke inklinking van het omringende ontgonnen veengebied is dit zandbed zich als een hoogte in het terrein gaan aftekenen. Vaker - althans in de zomermaanden - zal de aandacht van de passant, vooral wanneer deze het dorp per fiets aandoet, worden getrokken door het bewoonde ooievaarsnest op het dak van het gemeentehuis, een van de schaarse overgeblevene in ons land.

Schoonrewoerd behoorde tot het graafschap Leerdam, in de middeleeuwen bezit van de heren van Arkel. Dezen bezaten in Schoonrewoerd het collatierecht, het geen inhield dat zij de pastoor mochten benoemen. De feitelijke aanstelling geschiedde door de geestelijke overheid, in dit geval de proost van het kapittel van Sint Marie te Utrecht. Toen - volgens de chroniekschrijver van de Arkels - in 1363 een geschil hierover ontstond tussen heer Otto (1360-1396) en de toenmalige proost, werd Otto in de kerkelijke ban gedaan. Als neef van de regerende bisschop van Utrecht, Jan van Arkel, meende deze dat echter niet te hoeven nemen en liet de brenger van de banbrief in een zak naaien en verdrinken. Toen hij bovendien, in Hagestein vertoevend, vernam dat de proost zich wegens kerkelijke aangelegenheden in Vianen ophield, spoedde hij zich daarheen en sloeg de vermetele prelaat dood. Nadat, de hoge kerkelijke relaties - het verhaal spreekt zelfs van een verzwagerde kardinaal Reinier van Bar, vermoedelijk een opgeklopte versie van de bisschop-oom - hem van de benodigde pauselijke vergiffenis hadden weten te verzekeren, durfde niemand hem meer op dit punt aan te spreken. Over de rivaliteit tussen Otto van Arkel en Gijsbrecht van Vianen kan men elders in dit nummer lezen.

H.L.Ph. Leeuwenberg

Dit artikel is overgenomen uit het tijdschrift van de vereniging, jaargang 3 nummer 2/3, 1978.

 

 

We use cookies

Wij gebruiken cookies op onze web site. Sommigen zijn essentieel voor het correct functioneren van de site, terwijl anderen ons helpen om de site en gebruikerservaring te verbeteren (tracking cookies). U kan zelf kiezen of u deze cookies wil toestaan of niet. Let op dat als u onze cookies weigert mogelijk niet alle functies van de site beschikbaar zijn.